In 1590 bijvoorbeeld stuurde het stadsbestuur van Hoorn soldaten naar de Wijzend bij Opmeer en Spanbroek om daar de bouw van een sluis te saboteren. De sluis werd aangelegd ter vervanging van een overtoom. De regenten van Opmeer wilden zo de doorvaart van schuiten door de sterk verzande Wijzend verbeteren. Hoorn vreesde echter dat alleen de Alkmaarse markt hiervan zou profiteren. Een groep dappere Opmeerse vrouwen wist de soldaten tegen te houden, maar het werk lag voorlopig wel stil. Opmeer, financieel gesteund door Alkmaar, diende hierop een klacht in bij het Hof van Holland. Dat wees Hoorn terecht en de sluis mocht worden afgebouwd.
Medemblik is de oudste stad van West-Friesland. Reeds in 1289 verleende Floris V stadsrechten. Op de tekening van Cornelis Pronk is het voormalige stadhuis op de Dam afgebeeld. Het gebouw is in 1939 gesloopt en de gracht gedempt. (RANH)
In 1573, in het begin van de Tachtigjarige Oorlog, werd Hoorn door prins Willem van Oranje aangewezen als vestigingsplaats van een instelling met een bijzonder lange naam: Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en West-Friesland in West-Friesland en het Noorderkwartier. Dit college was een voorloper van het huidige Provinciaal Bestuur, maar dan alleen voor Noord-Holland benoorden het IJ.
Het werd door regenten uit de steden Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Purmerend, Edam en Monnickendam samen bestuurd vanuit het ‘Statencollege’, het tegenwoordige Westfries Museum.
Het voormalige stadhuis van Hoorn werd oorspronkelijk gebouwd als logement voor de bestuurders van het Noorderkwartier, die er na een dag vergaderen konden overnachten. In Amerika staat een kopie van dit gebouw. Een groep Horinezen die in 1631 naar Amerika vertrok stichtte daar Zwaanswijk (het huidige Lewis in Delaware) en bouwde het daar na, zij het met slechts één gevel, omdat het anders te duur werd. (AWG)
Aanvankelijk moesten Gecommitteerde Raden vooral zorgen voor een vlotte inning van de oorlogslasten, zodat de strijd tegen Spanje kon worden voortgezet. Al spoedig hielden Gecommitteerde Raden zich ook met andere zaken bezig. Het opstandige Holland had in verband met de betaling van soldaten en de aanleg van verdedigingswerken dringend behoefte aan gemunt geld. Zonder te wachten op officiële toestemming werden in Hoorn in 1584 de eerste Westfriese rijksdaalders geslagen. Na langdurig getouwtrek met de prins, de Staten en – alweer – Alkmaar werd West-Friesland in 1586 een eigen muntslag toegestaan.