Redactie en samenstelling: Ed Dekker, Herman Lambooij, Herman Lansdaal, Jaap Raat, Ruud Roodhorst en Peter Sasburg.
Bijschriften: Daan Meijer.
Tekst: Jan de Bruin.
Met dank aan Notariskantoor mr P.C. Kleuters
Burgemeester Ariën Commandeur van Wognum werd in 1864 opgeschrikt door de diefstal van een biljartbal in zijn gemeente. Onmiddellijk organiseerde hij een speurtocht naar het vermiste kleinood. Collega's in de omgeving werden aangeschreven en veldwachters werden op kroegentocht gestuurd om na te gaan of een of andere ‘landlooper’ de bal ergens te koop had aangeboden. De biljartballenjacht leverde niets op. Van het burgemeesterschap viel tot 1940 geen dagtaak te maken, zeker niet op het platteland. Van ‘beleid maken’ had daar nog niemand gehoord. Er werden verordeningen vastgesteld en de gemeentekas moest nauwkeurig in de gaten worden gehouden. De rol van de burgervader uitte zich vooral in de kleine dingen, natuurlijk met inachtneming van de gebruikelijke afstand tussen burger en bestuurder. Er waren dorpen waar het burgemeesterschap generaties lang van vader op zoon werd overgedragen. Geen stedeling die het in zijn hoofd haalde om zomaar een deftige Hoornse burgervader als baron Van Dedem aan te spreken, laat staan dat een dagloner een burgervader op straat aan zijn jasje trok.
De dode gewroken
Pas na 600 werden delen van het Westfriese veengebied gecultiveerd en konden kolonisten zich vestigen bij Medemblik, dat al snel een belangrijke handelsplaats werd. Het was de tijd van Radboud, de legendarische Friese aanvoerder in de strijd tegen de Franken. De Friezen vochten echter een verloren strijd. Kort na de dood van Radboud (719) werden zij ingelijfd bij het Frankische Rijk, waartoe een groot deel van West-Europa behoorde. Met de Franken kwam het christendom naar deze streken.
Keizer Karel de Grote beval tijdens de Rijksdag te Aken in 802 om de geldende Friese rechtsregels in een wetboek op te schrijven.