De regenten bepaalden op aanraden van hun pastoor Henricus Costers dat de klokken voortaan niet alleen voor de gereformeerde, maar ook voor de katholieke diensten moesten worden geluid.
Het Enkhuizer politiekorps in 1935. Rond Sint-Maarten had de politie het in die tijd extra druk. Vóór Sint-Maarten was in de hele stad geen vuurwerk te krijgen, maar via connecties in Hoorn kreeg de jeugd toch genoeg om voor flink wat kabaal te zorgen. Nadat de kleine kinderen hun liedjes hadden gezongen, begon het geknal en het eeuwige gevecht met de politie. Wie gepakt werd, moest strafregels schrijven op het politiebureau. (P. Rooker, Enkhuizen)
De politiek actieve pastoor Costers stimuleerde ook geloofsgenoten elders in West-Friesland om hun nieuw verworven rechten te gebruiken. Onder zijn leiding vormde een aantal ‘katholieke’ dorpen nieuwe plattelandssteden met eigen rechtbanken. De ‘stede Berkhout & Wognum’, waarin ook Nibbixwoud, Hauwert, Grosthuizen, Avenhorn en Oostmijzen deelnamen, had de primeur. Korte tijd later volgde de ‘stede Wervershoof’, een samenwerkingsverband tussen Wervershoof en Hoog- en Laag-Zwaagdijk. Hoorn en Medemblik waren kwaad over het eigenmachtige optreden van de dorpen, maar konden er niets tegen doen. De afscheidingen werden namelijk goedgekeurd door de regering van de Bataafse Republiek.
De vergaderingen van het gemeentebestuur en de boelhuizen werden door de stads- of dorpomroeper bekend gemaakt. In Bovenkarspel gebeurde dat tot 1937 door Klaas Stap. Hij bekleedde deze functie tot ver in zijn zeventigste. Op deze foto uit 1935 staat hij voor de pastorie van de Nederlandse Hervormde Kerk. (P. Rooker, Enkhuizen)
De nieuwe ‘steden’ van 1795 werden al in 1803 en 1804 op last van de overheid opgeheven. Ook de gelijkberechtiging van alle burgers was van korte duur. In 1801 werd het kiesrecht sterk ingeperkt en kregen de eigenaren van heerlijkheden diverse voorrechten terug. Zij mochten weer tienden heffen en kregen weer invloed op benoemingen. Toch was van een totale terugkeer naar de oude toestand geen sprake. Hoorn, Enkhuizen en Medemblik bijvoorbeeld kregen hun vaste plaats in het landsbestuur nooit terug. Wel zaten er zo nu en dan Westfriezen in het parlement. De Hoornse burgemeester Pieter van Akerlaken (‘Piet Almachtig’) was van 1844 tot 1847 zelfs voorzitter van de Tweede Kamer.
Knorpot en kulkoek
In juli 1810 werd Nederland door keizer Napoleon ingelijfd bij Frankrijk. De Franse wetboeken werden vanaf maart 1811 van toepassing verklaard. De burgemeester werd omgedoopt in ‘maire’, de dorpen (sinds 1804 ‘gemeente') heetten nu opeens ‘commune’.
Tussen 1926 en 1932 was Pieter Kikkert burgemeester van Koedijk. Tijdens zijn installatie poseerde het gemeentebestuur met mevrouw Kikkert voor de fotograaf. (A.A.G. Smit, Wognum)