Zwanen en paling als belasting
Eigenaren van heerlijkheden waren doorgaans niet gediend van godsdienstige scherpslijperij. Pieter van Wassenaer, heer van Spanbroek, negeerde aanmaningen om de drie roomse schuilkerken in zijn heerlijkheid te sluiten. Zijn verre familielid Jacob van Wassenaer benoemde vanaf 1672 zelfs weer katholieken in de vroedschap en schepenbank van Obdam. De schatrijke Van Wassenaers behoorden tot de invloedrijkste edelen in de Republiek en waren machtig genoeg om de hoge overheid te trotseren. Het kwam veel voor dat edelen niet in hun heerlijkheid woonden. Zij kwamen dan eens per jaar langs om de jaaropbrengst van de tienden, een belasting op de opbrengst van bezaaide landen, op te halen. Bovendien werden een aantal zwanen en een hoeveelheid paling ‘uitgekeerd’ in verband met de heerlijke vogel- en visrechten.
Een van de oudste raadhuizen van West-Friesland is dat van Spanbroek, in gebruik van 1598 tot 1884. Het voortbestaan van het gebouw heeft diverse keren aan een zijden draadje gehangen. Mede dankzij het Westfriese Genootschap kon het raadhuis in 1928 voor de slopershamer worden behoed. (C. Modder, Aartswoud)
In Obdam en Hensbroek stond traditioneel een feestmaal op het programma. Alleen de regenten mochten bij de heer en zijn gevolg aanschuiven. De andere dorpelingen mochten de rekening betalen, want de kosten werden op de dorpsrekening gebracht.
Tijdens zo'n bezoek werden ook ernstige zaken besproken. De heer koos elk jaar nieuwe burgemeesters en schepenen. Geen enkele vacature werd zonder zijn medeweten opgevuld. Als er een nieuwe schoolmeester of vroedvrouw moest worden benoemd, dan mocht het dorpsbestuur zijn voorkeur uitspreken. Maar de heer besliste. De gereformeerde kerkeraad mocht een nieuwe predikant niet beroepen zonder toestemming van de heer. Katholieken waren vrij in de keuze van hun pastoor, mits zij ieder jaar enkele honderden guldens aan ‘recognitiegeld’ aan de heer betaalden. Zo niet, dan moest de pastoor zijn koffers pakken en werd de schuilkerk gesloten.
Van 1834 tot 1977 leverde de familie Commandeur de burgemeesters van Wognum. Op dit schilderij Jan Commandeur, de eerste in de rij, die burgemeester was tot 1861. In het overwegend katholieke Wognum was hij de eerste katholieke burgemeester. Zijn twee voorgangers waren hervormd. Schilderij van C.D. Kooter. (A.A.G. Smit, Wognum)
De almaar rijker wordende regentenstand spiegelde zich voor het aanmeten van een passende status aan de adel. Het bezit van een heerlijkheid was bijna het ultieme statussymbool. Veel rijke stedelijke regenten waren bereid om daarvoor diep in de buidel te tasten. Indrukwekkend was het buiten van François van Bredehoff, heer van Oosthuizen. Deze Hoornse burgemeester was niet van adel en verwierf de heerlijkheid Oosthuizen door aankoop in 1686.
Rampzalig voor zielenheil
De oude bannegrenzen bleven tot in de 19de eeuw bepalend voor kerkelijk leven en plaatselijk bestuur. Dit gold ook voor plattelandssteden die uit meerdere bannen bestonden. Slechts bij hoge uitzondering werden bannegrenzen gewijzigd. Zo werd De Weere in 1399 door Albrecht van Beieren overgeheveld van de banne Opmeer naar de veel dichterbij gelegen banne Abbekerk. De inwoners van De Weere moesten wel de pastoor van Opmeer ‘tot in eeuwige’ dagen’ jaarlijks een belasting (het zogenoemde ‘schaalkoren’) betalen als vergoeding voor gederfde inkomsten.
Na 1289 zijn ook nog enkele nieuwe bannen ontstaan door opsplitsing van een ‘moederbanne’. Binnenwijzend werd in 1493 gescheiden van Westwoud.
Tijdens een raadvergadering in 1914 kwam het bezoek dat koningin Wilhelmina aan Opmeer zou brengen aan de orde. Besloten werd ter ere daarvan de straat met de naam Aken om te dopen in Koninginneweg. Hier het gemeentehuis van Opmeer, gefotografeerd tijdens de afbraak in 1929. (AWG)