Daarop besloot hij de beroemdste waterstaatkundige van zijn dagen, de Brabander Andries Vierlingh, om advies te vragen. De heren ontmoetten elkaar in juli 1552 in Schagen, waarschijnlijk in herberg de Roode Leeuw, waarna het te paard naar de Keins ging. Daar stapten ze in een praam en voeren richting Callantsoog, waar een wagen gereed stond die hen door het ondiepe water voerde.

In een soort toekomstvisie penseelde Jan van Scorel in 1552 zijn bedijkingsplan voor de Zijpe.In een soort toekomstvisie penseelde Jan van Scorel in 1552 zijn bedijkingsplan voor de Zijpe. In gedachten zag hij boeren het land bewerken en rijke oogsten binnenhalen. Met deze kaart verwierf hij het octrooi voor de inpoldering. Op de voorgrond het eiland Callantsoog, dat buiten de Zijper Zeedijk valt. Het noorden is links. (ARA)

Onderweg, zo schreef Vierlingh later in zijn aantekeningen, verbaasde de Brabander zich over het vele duinzand dat overal om hem heen stoof. Op zijn ironische vraag of ze nog ver van de inpoldering verwijderd waren, kreeg hij het geprikkelde antwoord van Van Scorel, dat ze er allang en breed waren! Vierlingh vond dat maar eigenaardig. En hij noteerde: ‘Het heet hier de Zijpe en Haze- of Haesepolder. Je zou beter kunnen spreken over een ‘Dwazenpolder’!’ Om het luieren te voorkomen adviseerde hij om de arbeiders stukloon te geven in plaats van uurloon. Dit advies werd opgevolgd.

Over voorkennis in de Gouden Eeuw

Een van de bedijkers van de Beemster was Rombout Hogerbeets, de zoon van Dirck Hogerbeets, burgemeester van Hoorn. Sinds 1590 was hij stadsadvocaat van Leiden en curator van de Leidse Hogeschool. Hij was een goede bekende van twee andere bedijkers, de gebroeders Nicolaas en Barthout Cromhout. De eerste was raadsheer bij het Hof van Holland in Den Haag die regelmatig optrad bij dijkgeschillen. Een belangrijk man, die in 1608 naar Amsterdam werd afgevaardigd om de stad over te halen de oorlog met Spanje tijdelijk te staken en toe te stemmen in een Twaalfjarig Bestand. Elf jaar later kreeg Nicolaas Cromhout de opdracht rechter te zijn over zijn vriend Oldenbarnevelt, 's lands raadpensionaris. Broer Barthout Cromhout was burgemeester van Amsterdam, ingeland in de Zijpe (met vijftig morgen land), later aandeelhouder in de Purmer en hoofdingeland van de Heerhugowaard. Een schaamteloze uitbuiter, die tezamen met zijn zwager, de schepen Cornelis Witsen, zijn voorkennis gebruikte door bij de uitleg van Amsterdam in 1609 aan de stad gronden te verkopen voor het vijftienvoudige van de waarde.

Zelfportret van Jan van Scorel (1495-1562).Zelfportret van Jan van Scorel (1495-1562). De veelzijdige kanunnik was een van de eerste Nederlandse schilders die naar Italië trok om daar kennis te maken met de Renaissance. Als een echte ‘uomo universalis’ keerde hij terug: behalve een gevierd schilder was hij ook uitvinder van een baggermolen en een soort cement. Ook was hij de initiatiefnemer voor de inpoldering van de Zijpe. Als het aan Van Scorel had gelegen en hij had het geld er voor gehad, dan had hij veel meer land op de zee gewonnen: van Petten tot Huisduinen en van Wieringen tot Aartswoud. (FHM)

Gelukzoekers

De gedaanteverandering van Noord-Holland speelde zich voor een groot deel af in de onmiddellijke nabijheid van de Westfriese Omringdijk. West-Friesland kreeg er in het westen en zuiden vele nieuwe buren bij. Gelukzoekers uit de steden, maar ook armlastige schoenlappers, schuitvoerders, tuinlieden uit Graft, Hensbroek, Schermerhorn of Warmenhuizen, die zich als molenaars en pachtboeren kwamen melden. Zij verzorgden en bewerkten de bezittingen van kapitalisten als Godert van Bocholt uit de Belgische Kempen die zich in 1552 met 3225 hectare nieuw land in de Zijpe had ingekocht.
Nadat de Zijpe tot driemaal toe was overstroomd en Antwerpen in 1585 definitief in handen van de Spanjaarden was gevallen, was het vooral kapitaal uit Amsterdam, Den Haag en Alkmaar waarmee de definitieve bedijking in 1597 werd gerealiseerd. Kort daarop volgde de drooglegging van de Wieringerwaard (1610), Beemster (1612), Purmer (1622), Wormer (1626), Heerhugowaard en omgeving (1631) en tenslotte die van de Schermer in 1635. Hoe groot de belangen waren die de Hollandse regenten hadden bij het nieuwe land, blijkt uit de overhaaste toekenning van het octrooi voor de Beemster. Op 9 mei 1607 bereikte het verzoek Johan van Oldenbarnevelt, de raadpensionaris van Holland. Op 21 mei, nog geen twee weken later, werd het octrooi door de Staten verleend!