Redactie en samenstelling: Ed Dekker, Herman Lambooij, Herman Lansdaal, Jaap Raat, Peter Sasburg en Mieke Scharloo.
Bijschriften: Daan Meijer.
Tekst: Herman Lambooij.
Met dank aan de gemeente Hoorn en Coöperatieve Autobevrachting De Westfries BA.

Op Wieringen werd in 1996 bij toeval een grote zilverschat aangetroffen. Een schatvondst uit Scandinavië. De eigenaar moet een Deense Viking zijn geweest, die zich hier omstreeks 850 had gevestigd, in een tijd waarin volgens de overlevering zijn landgenoten de kusten van West-Europa teisterden. De zilverschat bevatte sieraden, baren edel metaal en munten, tezamen drie en een half pond zilver. Dat alles keurig bewaard in een potje aardewerk.
De Wieringer vondst is het zoveelste bewijs dat de Friezen, die tussen 500 en 900 de kusten bewoonden tussen de Weser (bij Bremen) en het Zwin (bij Brugge), intensieve contacten hebben gehad met de bewoners van Scandinavië. Zo zijn in het huidige Friesland uit de periode 450 tot 650 sieraden gevonden van in totaal anderhalf kilo aan goud, waarvan die in de terpen van Wieuwerd en Wynaldum de bekendste zijn. Veel van de oudere vondsten zijn Scandinavisch van karakter. Dat de terp van Wynaldum, waar een prachtige gouden mantelspeld werd gevonden, het centrum was van een Friese koning, is echter niet waarschijnlijk; koningen hadden in die tijd geen vaste woonplaats. Ze reisden van plaats tot plaats.

Handel in Fries laken

Onze kustlanden werden toen gekenmerkt door levendige handelscontacten met Engeland, Rijnland, Scandinavië en zelfs Rusland. Daar zijn nogal wat oude Friese munten gevonden. Er werd gehandeld in Fries laken, zout, wijn, agrarische en luxe goederen (glas en import-aardewerk), molenstenen en in slaven. Ook nadat de Frankische heerser Karel Martel de Friezen in 734 aan de monding van de Boorne (lees: Middelzee) had verslagen, bleef de inheemse handel bestaan. Een goed voorbeeld daarvan is de opkomst van Medemblik, vanaf ongeveer 700 een belangrijk steunpunt binnen de lange-afstandshandel tussen de Rijn en de Noordzee via Utrecht, Almere en het Vlie.

Het hoogtepunt van een schooljaar was het dagje uit.Het hoogtepunt van een schooljaar was het dagje uit. Westfriese scholieren gingen vaak naar de Noordzeekust. 's Ochtends vertrok de klas met de fiets voor een dagje zeelucht. Op het Klimduin bij Schoorl kon de jeugd naar hartelust ravotten. (C. Modder, Aartswoud)