Er werden strategische wegen aangelegd en de hoge rechtspraak kwam aan Holland. Bij gebrek aan inheemse Westfriese adel werd West-Friesland in leen gegeven aan de Hollandse leenmannen van de graaf: de Brederodes, Wassenaars, Egmonden en de Voornes. Zij kwamen er echter niet wonen.

In 1931 trok C.K. Elout, journalist van het Algemeen Handelsblad, langs de steden en dorpen van Zuiderzee.In 1931 trok C.K. Elout, journalist van het Algemeen Handelsblad, langs de steden en dorpen van Zuiderzee, die een jaar later zou worden afgesloten door de Afsluitdijk. Van Urk – rots in de Zuiderzee – verwachtte hij dat ondanks de inpoldering de zeden van het eiland wel zouden blijven bestaan (C. Modder, Aartswoud)

Konijnen uitgezet

West-Friesland betekende voor de grafelijke schatkist een welkome aanvulling. Aan tolgelden, tienden van de graanopbrengst, rechten en andere belastingen leverde het de graaf ongeveer eenderde van zijn totale inkomsten op. En ter wille van de jachtpartijen van de graaf en diens heren werden in de Kennemer en Texelse duinen konijnen uitgezet. Pech voor de boeren die daar in de buurt woonden, maar konijnenbont was nu eenmaal een gewild artikel voor de heren. Het wrong dus nogal met de grafelijke ‘buurman’.
Geregeld kwamen Kennemers, Waterlanders, Westfriezen, Wieringers en Texelaars in opstand tegen de graaf. Bovendien bleef de Zuiderzee nog lang het toneel van strijd tussen de Hollandse graven en diens ‘overburen’ in Friesland, Overijssel en Gelderland. De Hollandse vloot werd in 1345 smadelijk verslagen bij Staveren, waarbij zelfs graaf Willem IV het leven liet; in 1517 plunderde de Friese vrijheidsstrijder in Gelderse dienst Grote Pier diverse Westfriese steden. Met de verwerving van Gelderland maakte keizer Karel V in 1543 een einde aan de eeuwenlange strijd. Maar reeds dertig jaar later was Noord-Holland wederom het toneel van oorlog, nu van de opstand tegen Spanje, de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).

Spieringvisserij op het ijs

's Winters als het ijs sterk genoeg was, trokken vóór 1900 de vissermannen er met vlet en staande netten op uit, om onder het ijs van de Zuiderzee te vissen. Een ijskoud en avontuurlijk bedrijf, waarvoor vooral jonge jongens te porren waren die zich in de winter toch maar verveelden. In een slee voerden ze ijsbijlen mee, netten, een lange lat, een lantaarn, een kompas en wat proviand. Maar het gebeurde wel dat door wind en stroming scheuren in het ijs ontstonden en hele ijsvelden op drift raakten. Dat overkwam visserman Bording uit Durgerdam die met zijn twee zoons in 1849 veertien dagen lang in zware mist ronddreef op de Zuiderzee. De mannen voedden zich met rauwe bot. Volledig uitgeput werden ze door Vollenhover vissers opgemerkt en aan wal gebracht. Twee van hen bezweken aan de ontberingen. Eén zoon overleefde het barre avontuur.

Een dorado voor vissers

De verre visserij op Noordzeeharing en kabeljauw alsmede de walvisvaart concentreerden zich lange tijd in Enkhuizen. In mindere mate werden deze activiteiten ook ondernomen vanuit de Eilandspolder (Graft-De Rijp), Urk en Marken. Tot ongeveer 1650, waarna een diep verval intrad. De meeste ‘buren’ ontmoetten de Westfriese vissers echter op de Zuiderzee. Deze brakke zee met zijn afwisselende diepten en ondiepten was namelijk overgangsgebied tussen de zoute Noordzee en rivieren als IJssel, Eem, Utrechtse en Overijsselse Vecht, die permanent zoet water aanvoerden en daardoor rijk aan vis waren.

De belangrijkst stad in de republiek was zonder twijfel Amsterdam - stapelplaats voor heel Europa.De belangrijkst stad in de republiek was zonder twijfel Amsterdam – stapelplaats voor heel Europa. Op de gravure de Haringpakkerstoren op de hoek van de Singel, waar de vismarkt was gevestigd. Aan de andere kant van het water vertrokken de trekschuiten naar het noorden.