Introductie
Aan de zuidzijde van de Midwouderdorpsstraat ligt deze monumentale stolp. De boerderij is gebouwd in 1849, dit jaartal staat in de rand van de put op de koegang. In 1875 is het voorstuk aangepast, de boerderij kreeg daardoor een rijkere uitstraling. Het vierkant is ouder en bestaat onder andere uit kerkbalken.
De boerderij droeg de naam Jacob Hoeve. Deze naam stond in ieder geval tot en met 2009 op de gevel. Ook wordt wel de naam Jacobshoeve gebruikt.
De laatste bewoner was Jacob Wit, veehouder. Hij overleed in 2013, al enkele jaren eerder was hij verhuisd uit Midwoud. Hij hield schapen, het bedrijfsgedeelte was nog als zodanig in gebruik. Er was echter sprake van achterstallig onderhoud.
In 2009 kochten de heer en mevrouw Keemink- Meijers de stolp. Ze verbouwden het achterste deel - de dars, de berg, de koegang en de staart - tot woonruimte. De uitgebouwde schuur wordt verhuurd als woning.
De voorste kamers en de zolderkamer zijn anno 2019 nog authentiek. In de berg zijn alle vierkantpalen goed zichtbaar evenals de dakconstructie. De verlaagde plafonds in de vertrekken werden verwijderd en het hout en de oude kleuren kwamen tevoorschijn.
Bijzonder is het kleine vertrek met raam in de kamer aan de westzijde. Daarin bevindt zich een lessenaar met een grote lade. De administratie zou worden gedaan aan deze lessenaar in het kleine kantoortje. Er stond in dit vertrekje ook een kluis.
In 2009 zijn er door Bert Valkering foto's gemaakt van de onbewoonde boerderij in de nog niet gewijzigde staat. Tien jaar later, in 2019, zijn door Ina Broekhuizen foto's genomen van de veranderingen.
Dank aan Bert Valkering, de heer en mevrouw Keemink-Meijers en Annemarie van Dolder voor hun medewerking aan dit project.
Rijksmonument
Deze boerderij is een Rijksmonument. De beschrijving op de site rijksmonumenten.nl luidt als volgt.
Inleiding
Rond 1875 in streek-eigen trant gebouwde stolpboerderij van het gekeerde Westfriese type. De boerderij heet Jacobshoeve en staat aan de zuidzijde van de Midwouder Dorpsstraat met de noklijn evenwijdig aan de straat.
De oorspronkelijke hoge ronde schoorsteen aan de voorzijde is na 1956 door het huidige eenvoudige exemplaar vervangen.
De in oorsprong zinkgedekte kap met roeven van de middenrisaliet is thans (1994) met mastiek gedekt. Ook de voordeur werd na 1956 vervangen. Genoemde wijzigingen hebben de monumentale waarde van de boerderij evenwel niet geschaad.
Omschrijving
Op rechthoekig grondplan gebouwde stolpboerderij met staartstuk aan de achterzijde (Z) en haaks op dit staartstuk staande latere uitbouw naar het oosten. Staartstuk en uitbouw dienden beide als koestal.
De boerderij heeft een rietgedekt schilddak met aan de voorzijde (N) een dakspiegel met boogmotief, aan de achterzijde een dakspiegel met getrapt motief (Z) en een omgaande pannenrand boven de gootlijsten. De pangedekte delen bestaan uit zwarte Hollandse pannen, hier en daar door rode Hollandse pannen afgewisseld.
Het staartstuk en de haaks hierop staande uitbreiding hebben zadeldaken die net als de hoofdkap merendeels zijn bedekt met zwarte Hollandse pannen, hier en daar afgewisseld met rode Hollandse pannen.
Het muurwerk is opgetrokken in rode baksteen. De zuidelijke wand van de dars bestaat uit gerabat beschot.
De houten draagconstructie bestaat uit een rechthoekig vierkant met dekbalkgebinten. Aan de westzijde van het vierkant bevindt zich de dars.
Aan de gehele noordzijde (voorzijde) en een deel van de westzijde van het vierkant ligt de woning.
Aan de oostzijde van het vierkant bevindt zich de koestal waarvan het staartstuk naar het zuiden uitsteekt. Dars en oorspronkelijke koestal staan dus in plattegrond haaks op elkaar (Westfries type).
Woongedeelte
De symmetrisch opgezette voorgevel (N) heeft een zware risalerende middenpartij onder flauw hellend zadeldak dat als steekkap op de hoofdkap aansluit. Het zadeldak heeft rijk gesneden windveren en makelaar.
De middenpartij bevat op de parterre de oorspronkelijke ‘pronkkamer’ en op de verdieping een uitgebouwde zolderkamer. De middenrisaliet heeft op parterre en verdieping twee vensters met T-ramen.
Op de parterre worden deze vensters door een muurdam gescheiden en heeft elke vensteropening een gepleisterde wenkbrauw met midden ornament.
Op de verdieping zijn de twee vensters gekoppeld en worden deze als paar door een wenkbrauw bekroond.
Boven de smalle cordonlijst bevindt zich een plaquette met de naam Jacobshoeve.
De gevelvlakken aan weerszijden van de middenrisaliet hebben uitgemetselde muurdammen - zowel in aansluiting op de middenrisaliet als in de buitenhoeken - en een zware kroonlijst die boven de muurdammen is benadrukt.
Het gevelvlak rechts (W) van de middenrisaliet heeft twee getoogde vensters met T-ramen, het gevelvlak links van de middenrisaliet heeft een getoogde deuropening met bovenlicht en (vernieuwde) voordeur en een getoogd venster met T-raam.
Stal en staart
De linkerzijde (O) is grotendeels koestalwand en alleen in de noord-oosthoek zijwand van de woning. Dit gedeelte heeft een venster met T-raam. De koestalwand heeft smalle verticale muurankers ter verankering van de inwendige muurstijlen. Hoog in het muurwerk bevinden zich getoogde gietijzeren stalvensters.
De rechterzijde (W) heeft in het muurgedeelte van de woning twee vensters met T-ramen en daarnaast een klein vierruits raam. Het muurwerk heeft smalle verticale ankers ter verankering van de inwendige stijlen.
In de zuidwestelijke hoek springt deze zijde in ten behoeve van de darsdeuren waarvan het bovendeur-beschot de kapvoet doorsnijdt.
De achterzijde (Z) bestaat uit een in gerabat beschot uitgevoerde darswand met zesruitsramen.
De oostelijke hoek wordt gevormd door het staartstuk. Dit staartstuk heeft een op het zuiden gerichte topgevel met geveltop in verticaal beschot. Centraal in het beschot bevindt zich ter hoogte van de zoldervloer een transportdeur.
Op de begane grond heeft de topgevel een deur met drieruits bovenlicht. Het muurwerk van het staartstuk bevat aan alle buitenzijden hooggeplaatste en getoogde gietijzeren stalvensters.
In de westwand van het staartstuk bevindt zich vlak bij de hoek met de zuidwand echter een schuifvenster met negenruits schuifraam. De haaks op het staartstuk geplaatste uitbouw naar het oosten bestaat uit een rechthoekig volume onder zadeldak waarvan de nok lager is dan die van het staartstuk. Hoog in het muurwerk bevinden zich getoogde stalvensters van gietijzer.
Waardering
De uit 1875 daterende stolpboerderij Jacobshoeve is van algemeen belang wegens cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde als gaaf bewaard gebleven voorbeeld van laat 19de eeuwse landelijke bouwkunst. De boerderij heeft daarbij ensemblewaarde als prominent onderdeel van het gaaf bewaard gebleven 19de eeuwse dorpsbeeld van de Midwouder Dorpsstraat.
(Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Bewoningsgeschiedenis
Jan Wit werd geboren in 1837 in Twisk, hij was de zoon van Albert Wit en Aagje Slot. Hij trouwde met Aaltje Groot uit Midwoud en zij gingen wonen op deze boerderij. Ze kregen één zoon en drie dochters. In 1895 verliet Jan zijn bedrijf in Midwoud en trok hij zich terug in Medemblik.
Hun zoon Jacob Wit trouwde met Aagje Donker.
Ze kregen vijf kinderen: Jan, Aaltje, Cor, Pieter en Jacob.
- Jan Wit trouwde met Grietje Koster. De Heemraad Witweg, die loopt tussen Hauwert en Oostwoud, is naar hem genoemd.
- Aaltje Wit trouwde met Rikus Spaander, zij hadden later een pension in Bergen.
- Cor Wit boerde in Midwoud, hij trouwde met Grietje Zijp. Zij kregen vier kinderen: Aagt en Ant (een tweeling), Ma en Cor.
Cor werd geboren in Midwoud op 24 juli 1928. In 1958 trouwde hij met Grietje Bakker uit Hauwert. Het echtpaar Wit-Bakker kreeg twee zoons Kees en Jan. Cor Wit was de laatste directeur-generaal van de PTT. - Jacob Wit verhuisde met zijn huishoudster Aaltje naar Winschoten.
- Pieter Wit trouwde met Antje Glas, zij boerden op de Jacobs hoeve. Ze kregen drie kinderen: Aagt (1921), Klasien (1923) en Jacob (1925). Aagt trouwde met Cor Koeman en Klasien met Reier Bakker.
Jacob volgt zijn vader op, hij is de laatste boer op deze hoeve.
Internationale fokkerij
‘Cows like Aaggie’
De export van koeien uit onze provincie dateert uit 1880. De top lang in de jaren 1883, 1884 en 1885. Sommige Noord-Hollandse dorpen moeten van deze vee-exporten in een paar jaar schatrijk zijn geworden. De Amerikanen wilden alleen koeien van de ‘best milkers families’ en kwamen daardoor steeds weer naar dezelfde dorpen. Zo'n gerenommeerd adres was Jan Wit Azn (zie bewoningsgeschiedenis) uit Midwoud, die boerde op (nu) Midwouder Dorpsstraat 28.
Jan was een bekende fokker, hij verkocht zijn stieren aan Amerikanen. Zo werd stier Jacob 4, geboren in 1881 bij Jan Wijdenes in Midwoud, verkocht in 1883 voor 1500 gulden aan mr. F.G. Babcock in Amerika.
De stier Jacob 2 (1877-1882) is de enige stier met veel nazaten aan de overzijde van de oceaan, wiens sporen ook in de Nederlandse stamboeken nog zijn terug te vinden. Jacob 2 werd in 1877 geboren bij Jan Wit Azn in Midwoud. Zijn roem heeft hij vooral te danken aan de koe Aagie (geboren in april 1874) die Wit in 1879 drachtig van Jacob 2 naar Amerika verkocht. Het bleek een koe met onwaarschijnlijke melkrecords. In het eerste jaar in Amerika gaf zij 8184 kg melk. In 1882 werd ze gekroond tot beste melkkoe aller rassen op de New York State Fair. Haar dochter Aagie 2 was als tweejarige vaars goed voor een record van 8066 kg melk.
Aagie werd een begrip, heel Amerika wilde ‘cows like Aaggie’ en ging op zoek naar haar familie in Midwoud.
De vader van Jacob 2 was Jacob 1, die als vrijwel witte pink in 1876 eerste prijzen behaalde in Zaandam en Amsterdam. Ook hij vertrok naar Amerika.
Jacob 2 bleef in Midwoud. Hij werd op oudere leeftijd uitverkoren voor de gesubsidieerde veeverbetering. Voor twee gulden per koe kwam hij in 1883 356 keer in actie. Dat leverde Jan Wit naast de ruim 700 gulden een premie van honderd gulden op.
Over Jan Wit gaat het verhaal dat hij zijn beste pinken in een ver afgelegen wei zette om te voorkomen dat hij voor al te verleidelijke aanbiedingen zou zwichten en geen koe meer zou overhouden.
In 1883 leverde Jan Wit twee volwassen koeien met kalf voor duizend gulden per stuk. Wit verkocht ook stieren naar Zuid-Afrika.
In 1885 keerde het tij. De Amerikaanse markt raakte verzadigd. Wel is in ons land door de introductie van de Amerikanen de melkproductie fors gestegen en het hoge niveau van het vet- en eiwitgehalte verder uitgebouwd.
(Bron: Kees van der Wiel en Jan Zijlstra, Paradijs der runderen, geschiedenis van de Rundveeverbetering in Noord-Holland)
De makelaar vertelde dat de rollaag voor deze zeer grote koeien wat verder de groep in was gemetseld, anders stonden ze niet rustig omdat de stal te kort voor ze was.
Herinneringen
In maart 2020 vindt er een gesprek plaats met Annemarie van Dolder-Bakker. Zij is de dochter van Klasien Wit en Reier Bakker. Jacob Wit, de laatste bewoner, was haar oom.
Annemarie kwam regelmatig op bezoek in de boerderij van haar grootouders Pieter en Antje Wit. Ook logeerde ze er met haar nichtje Anneke Koeman, dochter van Aagt Wit en Cor Koeman.
Annemarie vertelt het volgende over de boerderij.
‘Als we er kwamen, gingen we meestal achterom door de koegangdeur. Rechts daarvan was een wc. In de zomer woonden ze achter op het staltje. Daar stond een gortla, een tafel en stoeltjes. Het kaasmaken gebeurde in de schuur aan de rechterkant van de boerderij. Opoe was op en top een boerin!
Vanuit de koegang kwam je in het halletje. Rechts was de keuken met het aanrecht aan de oostzijde. Links was een tussenkamertje met de trapopgang. Aan de andere kant was de douche met de wc.
Via dat tussenkamertje kwam je in de woonkamer. Daar stond een tafel aan de kant van de ramen. Tussen die ramen hing een spiegel. Tussen de woonkamer en de slaapkamer was een halletje, een soort doorloop. De slaapkamer was bestemd voor opa en oma. Vandaaruit kwam je in de logeerkamer, daar sliepen Anneke en ik. Ik weet nog goed dat er een rails van achter uit het land liep tot aan de weg. Daar ging een lorrie met melkbussen overheen. We werden wakker van die kar met bussen die vlak langs ons raam reed.
Naast de logeerkamer was een smal kamertje. Ik weet niet waar dat voor diende. Oom Jacob sliep in een grote kamer op zolder, maar daar kwamen we bijna nooit. In de berg waren bedsteden aan de kant van de stal. Naast de darsdeuren waren de paardenstallen.
Later woonden opa en opoe in het renteniershuis naast de boerderij. Dat is naderhand door oom Jacob verkocht.’