Pieter van Akerlaken was van 1844 tot 1862 burgemeester van Hoorn.Pieter van Akerlaken was van 1844 tot 1862 burgemeester van Hoorn. Ten tijde van zijn bewind werd voor het eerst de gemeenteraad gekozen. Tot 1851 werd men voor het leven benoemd. Van Akerlaken liep er niet warm voor. Slechts een beperkt aantal inwoners – namelijk zij die ƒ 16,- of meer aan directe belastingen betaaldenhad stemrecht. Zij vertegenwoordigden vier procent van de Hoornse bevolking. (WFM)

Pieter van Akerlaken werd te Hoorn geboren op 15 juli 1792 als zoon van Dirk van Akerlaken en Geertruide Impeitat. De Van Akerlakens hadden zich omstreeks 1650 vanuit Amsterdam in Hoorn gevestigd en behoorden tot de meest welgestelde families aldaar. Na zijn studie rechten in Utrecht vestigde hij zich weer in Hoorn als advocaat. Daarnaast ging hij deel uitmaken van het waterschapsbestuur Drechterland. In 1815 huwde hij Maria van Straalen, eveneens uit Hoorn. Het echtpaar kreeg twee zonen en een dochter.
In 1827 werd hij gekozen tot lid van Provinciale Staten van Holland en wist daar de waterschapsbelangen van West-Friesland goed te behartigen.
Dat zijn werk hogelijk gewaardeerd werd, bleek onder meer toen Pieter van Akerlaken in 1839 twee zilveren candelabers kreeg aangeboden, voor zijn ‘veelvuldig, uitgebreide en gewichtige werkzaamheden aan geheel Drechterland bewezen’.
Intussen had Pieter van Akerlaken zitting in meerdere polderbesturen. Zo was hij onder meer hoofdingeland van hoogheemraadschap Hondsbossche en Duinen tot Petten, dijkgraaf van de Baarsdorpermeer, heemraad van de Heerhugowaard, banmeester van Hoorn en molenmeester van de Oosterpolder.

Hensbeker van het polderbestuur van de Heerhugowaard uit omstreeks 1830.Hensbeker van het polderbestuur van de Heerhugowaard uit omstreeks 1830. Na afloop van de vergaderingen van de dijkgraaf en heemraden, onder wie Pieter van Akerlaken, dronk men op het heil van de polder. (ZZM)

Tweede-Kamervoorzitter
In 1838 werd Pieter van Akerlaken gekozen in de Tweede Kamer. Daar speelde hij een vooraanstaande rol bij de behandeling van de grondwetsherziening in 1840. Een van de herzieningsvoorstellen betrof de splitsing van de provincie Holland in een provincie Noord- en Zuid-Holland. Pieter van Akerlaken en zijn Westfriese achterban waren tegen de splitsing. Men vreesde dat Amsterdam het dan voor het zeggen zou krijgen. Wel maakte hij zich sterk dat, indien de onverhoopte splitsing toch doorgang zou vinden, dan ook West-Friesland en het Noorderkwartier een zelfstandig bestuur zouden krijgen en daarmee de status van provincie. Een van de argumenten waarmee hij zijn voorstel ondersteunde was dat West-Friesland en het Noorderkwartier meer belastinggelden in het laatje brachten dan provincies als Groningen, Drenthe, Overijssel, Utrecht en Zeeland. Piet Almachtig bleek toen toch niet zo oppermachtig dat hij de Kamer kon overtuigen. Vanwege zijn succesvolle bemoeienissen ter verbetering van de slechte financiële toestand van het land werd Pieter in 1843 in de adelstand verheven. Voortaan was het Jonkheer mr. Pieter van Akerlaken. Een jaar later, in 1844 werd hij voorzitter van de Tweede Kamer en daarmee een van de meest vooraanstaande politieke figuren van het land.
Kort daarna werd Pieter van Akerlaken tot burgemeester van Hoorn benoemd. Daardoor werd een tweede periode als Kamervoorzitter door hem afgewezen. Ook toen hij gevraagd werd als minister van Binnenlandse Zaken, sloeg hij dat aanbod af en bleef hij op zijn post in Hoorn. Wel nam hij zitting in de Eerste Kamer. Vanaf 1849 was hij wederom lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en in 1854 werd hij benoemd tot dijkgraaf van Drechterland. Pieter van Akerlaken overleed in Hoorn op 20 september 1862, op 70-jarige leeftijd.