Klik hier voor een grotere afbeelding.
Op deze kaart zie je West-Friesland. Het is een kaart van de situatie in de Bronstijd, dat was van ongeveer 2100-700 vC. Perioden waarin veel overstromingen voorkomen worden transgressie-fasen genoemd. Het gaat dan om perioden van enkele eeuwen, die elk een eigen naam hebben. Voor de wordingsgeschiedenis van West-Friesland is de belangrijkste transgressie-fase de Calais IV b-fase, van 2500 - 1800 vC. In deze periode werden bij overstromingen grote hoeveelheden klei en zand afgezet.
Daar waar het zeewater niet kwam en dus plantengroei mogelijk bleef, ontstond veen. Dit verklaart het naast elkaar bestaan van verschillende grondsoorten. Tijdens de Calais IV b-fase stroomde het water dwars door het land in een diepe geul met allerlei zijtakken: het krekensysteem. Op de bodem en aan de zijkanten van die kreken lag zand. Tussen de kreken in ontstond veen. De belangrijkste veenvorming vond plaats in de perioden tussen die verschillende transgressiefasen. Het veen is gaan inklinken: het werd samengeperst (vergelijkbaar met de steenkool in Zuid-Limburg; dat is ook samengeperst oud plantenmateriaal) en de kreken droogden uit. Zo zakten de veengebieden en kwamen de zandkreken uiteindelijk hoger te liggen: daarom spreekt men van zandruggen. Op deze hoger - en dus veiliger - gelegen gronden vestigden zich de eerste Bronstijd-mensen.
De allereerste Westfriezen woonden op de strandwallen, de afscheiding tussen de zee en het wadachtige landschap daarachter. Daarom zijn op deze zandruggen en aan de randen daarvan de meeste oudheidkundige vondsten gedaan.
Op de kaart zie je verschillende bodem soorten:
1. afzetting Calais IV b transgressiefase.
2. verzande kreekruggen.
3. weggeslagen afzetting Calais IV b.
4. strandwallen.