II-20. Westfriese klederdrachten en papier- knipkunst

Klik hier voor een grotere afbeelding.

Hier zie je een dame in Westfriese klederdracht. De hoofdtooi, de kap die je hier ziet bestaat uit een gouden oorijzer, zijnaaiden, kapspelden, toertjes (opgerolde haarlokjes), veertjes (kromme spelden met een versierde knop) en ... de kanten muts. Verder zie je aan sieraden een bloedkoralen ketting, gouden oorhangers met pareltjes, een gouden speld en een zilveren beugeltas.
Zo'n kanten muts kan worden "geklost". In Wijdenes staat de enige school in Nederland waar nog kantkloscursussen worden gegeven.
Deze Westfriese dame is bezig met papier-knipkunst. Deze knipkunst is naar men aanneemt ontstaan in het Verre Oosten en misschien via handelscontacten van de Verenigde Oostindische Compagnie naar ons land gekomen. In de 19e eeuw werd deze knipkunst een vrije tijdsbesteding voor het 'gewone volk'. Het werd een volkskunst. Boerinnen gingen "om de thee", en er werd dan veel geknipt. Daarna is de knipkunst jarenlang op de achtergrond geraakt, maar vanaf de tweede helft van deze eeuw (± 1950) bloeit deze knipkunst weer op en zijn er in West-Friesland weer knipsters die via cursussen de knipkunst hebben geleerd.